Tekst vergroten Tekst verkleinen Letter afstand vergroten Letter afstand verkleinen

Armoede in Drentse gemeenten.

Armoede is een kwestie van te weinig financiële mogelijkheden om de minimaal noodzakelijke goederen en voorzieningen te bekostigen. Er is bijvoorbeeld sprake van armoede wanneer iemand onvoldoende inkomen heeft voor voeding of een goede woning. Als een persoon wel de middelen heeft, maar ervoor kiest het geld aan andere zaken te besteden, is er geen sprake van armoede. Als we op grond van de definitie zeggen dat mensen in armoede leven, kijken we naar hun budget. Wel moet hierbij gezegd worden dat dit niet altijd samenvalt met hoe mensen zelf hun situatie ervaren.

Armoede in cijfers

Als ergens wordt vermeld hoeveel mensen in armoede leven gebeurt dat vaak op basis van cijfers van CBS. CBS gebruikt de ‘lage-inkomensgrens’ om armoede af te bakenen en maakt onderscheid in de periode waarin personen of huishoudens onder die grens zitten: één jaar of langer (lage-inkomensgrens) dan wel vier jaar of langer (langdurig lage-inkomensgrens). De lage-inkomensgrens is geënt op de bijstandsuitkering van een alleenstaande in 1979 en vertegenwoordigt voor alle jaren en alle typen huishouden een gelijke koopkracht. Daarom is de lage-inkomensgrens geschikt om cijfers over meerdere jaren onderling te vergelijken. Een beperking is dat er geen rechtstreekse link ligt met wat mensen anno nu aan budget nodig hebben.

In de benadering van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) om te bepalen of sprake is van armoede gebeurt dat wel. Hierbij wordt een lijst met goederen en diensten gebruikt, die als minimaal noodzakelijk gelden. Het Nibud heeft in 2008 zo’n lijst gemaakt, op basis van wetenschappelijk onderzoek en meningen van deskundigen. In deze lijst worden twee grenzen onderscheiden, het basisbehoeftenbudget en het niet-veel-maar-toereikendbudget. Bij het laatste budget is ook rekening gehouden met de minimale kosten van ontspanning en sociale participatie. De bijbehorende bedragen zijn na 2008 aangepast aan prijsstijgingen.

Armoede in de provincie Drenthe

In de provincie Drenthe als geheel ligt het aandeel huishoudens dat van een laag inkomen moet rondkomen onder het landelijk gemiddelde. In de periode 2013 tot 2016 was sprake van een afname, maar in 2017 was er weer een lichte stijging te zien. In 2018 (Het meeste recente jaar waarvoor we cijfers hebben) was het aandeel huishoudens met een laag inkomen even groot als in 2017. Het aandeel huishoudens in de provincie Drenthe dat langdurig van een laag inkomen moet rondkomen is elk jaar gestegen in de periode 2014 tot 2018.

De armoede is niet gelijk verdeeld over de verschillende gemeenten. Het landelijke beeld is dat armoede vooral in grote steden voorkomt. Dat geldt ook voor de provincie Provincie: de gemeenten Assen en Emmen tellen verreweg het hoogste percentage huishoudens met een (langdurig) laag inkomen. (Studentenhuishoudens zijn in deze cijfers niet meegenomen). Ook kennen de meer stedelijke gemeenten Meppel, Hoogeveen en Coevorden gemiddeld meer (langdurige) armoede dan de overige Drentse gemeenten

Op de website van Trendbureau Drenthe staan cijfers over lage inkomens per gemeente. Gegevens over 0- tot 17-jarigen in armoede zijn te vinden op de pagina kinderen in armoede. Zodra actuelere cijfers beschikbaar zijn, verwerkt Trendbureau Drenthe deze in de tekst en figuren.

CBS heeft cijfers over armoede op wijkniveau op de kaart gezet. De wijken met de hoogste percentages huishoudens met een laag inkomen liggen in de gemeenten Assen, Emmen en Westerveld. 

Om meer zicht te krijgen op onderliggende mechanismen bij intergenerationele armoede, doet de RUG onder leiding van professor Strijker verdiepend onderzoek binnen het project Alliantie van Kracht. Dit meerjarige onderzoek wordt gefinancierd door de provincies Drenthe en Groningen.

Risicogroepen

Het risico om in armoede te belanden is niet evenredig verdeeld over alle huishoudens. Er zijn ‘risicogroepen’, dat wil zeggen categorieën huishoudens, die relatief vaak een laag inkomen hebben. In de provincie Groningen zijn dat eenoudergezinnen, alleenstaanden, jonge huishoudens, huishoudens met een niet-westerse achtergrond en huishoudens met een overdrachtsinkomen (uitkering).

Trendbureau Drenthe geeft per gemeente weer welk percentage van de genoemde categorieën huishoudens een (langdurig) laag inkomen heeft. Let op: de genoemde percentages zijn gerelateerd aan de specifieke categorie. Als een categorie klein is (bijvoorbeeld huishoudens met een hoofdkostwinner tot 25 jaar) betekent een hoog percentage niet dat het in absolute zin om veel huishoudens gaat.

Meer informatie

  • Feiten en cijfers over armoede in Drenthe vind je op de themapagina ‘Armoede’ van Trendbureau Drenthe
  • Neem voor meer informatie contact op met Erik Meij, onderzoeker van Trendbureau Drenthe.